In tijden van economische uitdagingen proberen werkgevers manieren te vinden om hun kosten te beheersen. Soms kiezen werkgevers er daarom voor om het vakantiegeld niet op het gebruikelijke tijdstip uit te betalen, maar dit later in het jaar te doen. Lees in dit artikel wat uw rechten en plichten als werknemer zijn rondom vakantiegeld.
Normaal gesproken ontvangt u in mei uw vakantiegeld. Door economische uitdagingen is de omzet van uw werkgever echter behoorlijk gedaald. Daarom vraagt hij aan het personeel of hij het vakantiegeld later kan uitbetalen om tijdelijk kosten te besparen. U wilt graag weten of uw werkgever dit van u mag vragen.
Volgens de wet heeft een werknemer recht op minimaal 8% vakantiegeld over het loon. De werkgever kan dit recht niet uitsluiten. Ook niet als de inkomsten door economische uitdagingen zijn afgenomen. In de arbeidsovereenkomst of cao staat meestal wanneer de werkgever het vakantiegeld moet betalen, doorgaans jaarlijks in mei. Als het moment van uitbetalen is afgesproken, dan mag de werkgever ook hiervan niet afwijken.
De werkgever is verplicht het vakantiegeld in de afgesproken maand uit te betalen. Als het vakantiegeld niet op tijd wordt betaald, is de werknemer gerechtigd dit op te eisen. Dit betekent dat de werknemer juridische stappen kan ondernemen om het vakantiegeld te vorderen. Hierbij kan hij dan een loonvorderingsprocedure starten.
Met instemming van de werknemer kan het moment van uitbetaling van het vakantiegeld worden uitgesteld. Sommige werknemers begrijpen dat hun werkgever het financieel zwaar heeft. Ze zijn daarom bereid om akkoord te gaan met een latere betaling of een gespreide betaling over een paar maanden. Het is in dit geval belangrijk om duidelijke schriftelijke afspraken met de werkgever te maken. Hieruit moet blijken wanneer het vakantiegeld dan wel wordt uitbetaald. Als de werkgever zich vervolgens niet aan deze afspraak houdt, kan de werknemer alsnog een loonvorderingsprocedure starten.
Het is te prijzen dat werknemers bereid zijn om tijdens economische uitdagingen met hun werkgevers mee te denken. Maar er kunnen nadelen kleven aan het later uitbetalen van vakantiegeld. Bijvoorbeeld in het geval van een faillissement van de werkgever. Bij een faillissement vergoedt het UWV alleen het vakantiegeld tot 1 jaar terug. Gaat de werknemer akkoord met een latere betaling? Dan staat een deel van het vakantiegeld langer dan een jaar open. Dit deel wordt dan niet vergoed en de werknemer moet hiervoor een vordering bij de curator indienen. De praktijk leert dat de werknemer in dat geval niets of vrijwel niet meer via de curator krijgt uitbetaald. Bij het maken van betaalafspraken is het dus belangrijk dat u regelt dat er nooit vakantiegeld langer dan 1 jaar openstaat. Kan de werkgever bijvoorbeeld niet het volledige vakantiegeld in mei van dit jaar uitbetalen? Dan moet hij op zijn minsthet vakantiegeld dat de werknemer opbouwde in de maand mei vorig jaar uitbetalen. Zo staat het vakantiegeld nooit langer dan 1 jaar open.
Als de werknemer een WW-uitkering moet aanvragen, heeft het later uitbetalen van vakantiegeld mogelijk gevolgen voor het dagloon. De hoogte van de WW-uitkering wordt bepaald door het salaris dat de werknemer in het jaar voor werkloosheid verdiende. Als in dat jaar geen of minder vakantiegeld is uitbetaald, valt de WW-uitkering in veel gevallen lager uit.